1. Hekel
Trouwens, doe toch maar een zwarte thee en een Snickers’. De met suikerbommen bepakte student was zijn weg door de trein al aan het vervolgen. ‘Of heb je ook Nuts?' Vraag ik met nauwelijks onderdrukt enthousiasme. ‘Geen Nuts, wel Snickers’ antwoord hij verontschuldigend en overduidelijk blij iets te doen te hebben. Hij is lang en moet om het water in de papieren beker te kunnen schenken zijn rug ongezond scheef buigen. Ik reken contactloos af en eet dagdromend terwijl ik naar buiten kijk. Groene woestijnen en af een toe blauwe plaatsnaam bordjes die zo snel voorbijschuiven dat je ze nét niet kan lezen. Mijn tevreden gemoedstoestand verdwijnt als een vonk uit een open haard. Als het over autisme gaat is er altijd wel iemand in de buurt die zegt: ‘we hebben allemaal wel iets in dat spectrum, toch?’ Soms ben ik diegene. Ik kan slecht tegen van alles, maar geluid waar ik geen controle over heb, laten we het voor nu ongevraagde herrie noemen, irriteert me tot op het bot.
Binkie Bill in zijn nieuwe fietstenue
Ik zit bij wijze van uitzondering niet in de stiltecoupé. Deze coupé was leeg toen ik instapte, wat ook wel de treinhemel wordt genoemd. In een onleesbare plaats stapt een oudere man in die op de vierzitter naast me uitgebreid gaat zitten bellen. Vroeger zou ik met koptelefoon op de betreffende persoon vervloeken en uitgeput op plaats van bestemming aankomen. Inmiddels weet ik beter en loop met de hete thee in mijn handen, mijn rugzak op mijn rug en mijn jas over mijn arm naar de volgende coupé. Deze valt meteen af. Er zitten kinderen, aartsvijanden van alles wat met rust te maken heeft. Ik gok als ik doorloop op de bovenste stilte coupé waar vier MBO meisjes zitten te ouwehoeren in een Rotterdams accent. Met ruim 20 jaar treinervaring weet ik: een ‘houd je bek joh’ en een kokende gemoedstoestand gegarandeerd. Doorlopen. In de laatste coupe is het voller, maar het geluid is meer als een concert waar niemand de boventoon voert. Dat kan ik wel aan en ik tover mijn boek weer naar boven. Ik ben weer redelijk geïnstalleerd als er iemand het gore lef om naast me te komen zitten. ‘Wajo, scheve kútzooi!’ Schreeuw ik fluisterend, onhoorbaar voor de indringer. Ik realiseer mij op dat moment nog niet dat deze hekel aan alles en iedereen, alle dingen die me irriteren, me langzaam slopen.
Ik wil daar dus van af, die eeuwige hekel, de afkeer. Die eeuwige laat mij álsjeblieft met rust mentaliteit. Niks mis met alleen willen zijn. Niks mis met een idioot een idioot vinden. Maar de voorgeprogrammeerde irritaties en meereizende afkeer is niet gezond. Ik wil een zachtere, socialere kant van mezelf vinden. Hervinden?
Drie jaar Bos- en Natuurbeheer zit erop. Drie jaar lang één dag per week met het openbaar vervoer naar Velp, wat aan Arnhem grenst. Het diploma is in de pocket, de boswachter ervaring achter de rug. Het was een tijd van gemengd succes.
Ik bereid me voor op een jaartje fietsen door Europa. Ik zeg ‘een jaartje’ tegen mezelf en anderen, maar ik heb geen idee hoe lang het gaat duren. Zolang de voorraad strekt zal het in de praktijk hoogstwaarschijnlijk worden.
Fietsie
Alleen de beste lectuur gaat mee
Mijn kamer is bijna leeg, de spullen naar zolder van het anti-kraak gebouw gesjouwd. Mijn tweedehands Koga Miyata Travel staat stoer te doen waar tot voor kort mijn bureau stond. Op mijn stuurtas zit een regenbestendig vlak ter grote van een A5je waar je een kaart in kun stoppen om mee te navigeren. Ik gebruik mijn telefoon als navigatie en besluit op dit vlak een reminder te schrijven die ik treffend vond. In mijn beste handschrift, aan elkaar, schrijf ik:
“Everybody you meet,
is fighting a battle you know nothing about,
be kind,
always”
De volgende dag fiets ik uit Etten-leur weg. Ik hoop er nooit meer te komen, bekrompen saaie teringnerds allemaal. Ik luister het jagerslied van Herman Finkers en als ik 5 minuten later langs het Liesbosch fiets verschijnt er een brede lach op mijn gezicht. We zijn los.