13. Un tapeto volante

Undercover Diabetes

Undercover Diabetes

Het is alweer 6 jaar geleden dat het uitging met Roberta, de vurige Italiaanse met de volle billen en een uitzonderlijk talent tot onvoorwaardelijk houden van. Mijn Italiaanse lessen zijn bij haar begonnen en ik heb haar geleerd dat ze een ‘schoon vlooike’ is.

Het plan om de heuvels van Toscane te ontwijken vanwege stijfbevroren ochtenden werkt maar gedeeltelijk. Natuur en industriegebieden liggen in mijn weg en navigatie app Komoot stuurt me regelmatig landinwaarts met de nodige hoogtemeters tot gevolg. De batterij van mijn telefoon is zo goed als leeg, evenals mijn energie tank. Ik zie dat het gaat regenen de volgende dag en besluit mezelf te trakteren op een koude pinterman en een overnachting in een heus bed. Na een aantal corona-dichte adressen kom ik aan bij een huis en word ontvangen door een wit rothondje. De oprit oprijdend, roep een aantal keer en zie niemand. ‘Ciaaao?’ Het gekef van de witte wannabe wolf werkt op mijn vermoeide zenuwen. Op het moment van wegrijden zie ik beweging op het balkon. Een dame van zo’n 70 jaar oud verschijnt in typische Italiaanse oma schort en kijk me vragen aan. ‘Ik wil graag ergens slapen’, zeg ik. ’40 euro?’ ‘Ja prima’. Ze heet Carolina en is duidelijk blij met wat gezelschap. Ze hoeft geen paspoort te zien en komt ook niet met de gebruikelijke formulieren aanzetten. We doe het op zijn Italiaans. Ik krijg een eigen huisje een eindje verder op haar land. Ze moet nog even het bed verschonen en ik speel met de rode knuffel behoevende kat. Ik heb net door hoe de verwarming werkt als Carolina me overlaat met koekjes en zelfgemaakte cake. ‘Ook voor morgenochtend’ zegt ze, maar een kwartier later is alles op.

modder weg.jpg

De volgende dag gaat het boeltje weer landinwaarts. Mijn koude benen doen het redelijk na een filmavondje waarop ik Inherent Vice voor de pak hem beet achtste keer bekijk. Na 10 kilometer buigt het asfalt pad naar rechts en begint het steeds meer gaten en deuken te vertonen. Er hangt regen in de lucht. Een kilometer lang rijd ik over gravel en weer 500 meter later is het vooral natte klei met hier en daar wat grind. Ik rijd omlaag en moet op de enige weg in de omgeving door een stroom water heen die door de regen van de afgelopen nacht is ontstaan. Het schouwspel doet me terugdenken aan Nicaragua. Alleen de geur van verbande rotzooi mist nog. Ik neem een aanloop en kom door de geul heen zonder te moeten afstappen. Omhoog is echter niet te doen op deze ondergrond en met dit idiote stijgingspercentage. Omhoog lopen met bepakte fiets is, waarschijnlijk door het gebruik van andere spieren, zwaarder dan omhoog fietsen. Ik kreun als Sisyphos. Ik zie op mijn telefoon dat dit pad nog zo’n 3 kilometer aanhoud. Godver. Boven aangekomen ben ik opgelucht dat ik weer even kan bijkomen. Het is opluchting van korte duur. Het pad wordt duidelijk alleen gebruikt door tractoren die het pad vakkundig hebben verkracht. Ik ontwijk een kei op het pad en rijd door een zacht stuk rivierklei. Het pad gaat omlaag maar ik sta stil. De modder is zo dik aangekoekt tussen het spatbord en mijn voorwiel dat het totaal blokkeert. Mijn achterwiel is niet veel beter. Dit is een nieuwe situatie voor me en ik vraag me af hoe ik hem moet aanvliegen. Eerst maar even pissen, bijkomen en een müslireep eten. Ik bochel mijn rug om Dr. Robert Bruce Banner over mijn fietsbroek te kunnen hangen terwijl ik kauw op de goedkope samengeperste bananen-chocolade prut. Er zit niks anders op dan de modder met een stokje weg peuteren en hopen dat het niet weer gebeurd. Het stokje breekt. Een dikkere stok past niet tussen mijn band en het spatbord. ’S werelds slechtste boswachter doet een nieuwe poging om een geschikte stok te zoeken terwijl het irritatie niveau stijgt. U kent het verhaal inmiddels. Ik peuter langs een kant van mijn voorwiel, waardoor ik aan de andere kant de meeste modder definitief kan verwijderen. Definitief blijkt al snel niet het goede woord. Ik duw mijn boeltje weer omhoog maar de derrie kruipt langzaam maar zeker weer waar het zonlicht niet komt. Het wordt een uitputtingslag. Om de honderd meter is het peutertijd. Bij een steil stuk omhoog, als ik er serieus geschift van aan het worden ben krijg ik een idee. Ik zoek mijn inbussleutels ergens diep in mijn tas en schroef mijn voorste spatbord eraf. Opgefokt gooi ik hem weg, loop 10 meter verder, bedenk me en vis hem weer uit de bramen. Met mijn spatbord hangend uit mijn linkervoor tas moet ik op een steil stuk aan de kant voor een trekker en ik forceer een glimlach. Grijze buien van binnen en buiten. Het spatbord idee werkt maar gedeeltelijk als ik een nieuw ingeving krijg. Wicky de Viking is er niets bij. Ik loop met een stokje tegen mijn voorwiel om de klei tijdens het lopen zoveel mogelijk weg te laten vliegen. Mijn achterwiel maak ik om de 100 meter schoon. Ik kies als het pad het toelaat de zijkanten van de weg, waar smalle strookjes gras verlichting bieden. Weer op de verharde weg aangekomen loopt de weg naar beneden. Het is 12 uur en ik denk dat ik er een korte dag van maak.

Let my baby ride

Let my baby ride

Twee dagen later wil Roberta graag weten wanneer ik precies aankom. Het sjouwen met een baby vergt kordate planning. Vaders is in Mexico en uit beeld. Ik deel mijn locatie live via whatsapp en fiets net als 4 jaar geleden Rome binnen. Behendig rijdend door het verkeer negeer ik het meeste getoeter en zwaai ik van een afstandje naar de Paus. In het centrum van het centrum zie ik meer mensen dan verwacht. Zwarte mondkapjes zijn in de mode.

Ze is nogal Italiaans om de hoek bij haar ouders gaan wonen op de grens van Municipio III en IV. Na een laatste pittige heuvel kom ik aan in een mooi appartement, groter dan hetgeen we ooit samen deelden in Amsterdam. Ze heeft mijn locatie gevolgd op haar telefoon en hangt met een brede glimlach uit het raam: ‘Ciao Visky!!’. Het was te lang geleden dat ik een knuffel kreeg. Vanwege een recent probleem en mijn reputatie als kruimelmonster krijg ik bij binnenkomst een waarschuwing mee. Ze slaapt vandaag voor het eerst in dit huis, alles is kortgeleden verhuist en op zijn plek. De koelkast is ondanks zijn goede staat en ferme formaat door de vorige bewoonster ook gebruikt als schuilplaats voor kakkerlakken. Ze heeft er blijkbaar al meerdere platgeslagen en daar mag ik mee helpen. Belangrijker echter, en ik zie dat ze het meent: ‘Alles wat je uit de keuken neemt meteen opruimen en het aanrecht super schoon houden.

En dan moest kleine Leonardo nog komen. Want wat kunnen we daarvan zeggen? Een lief en gezond mannetje die constant door het huis loopt, en alles vastpakt waar hij nou net van af moet blijven. Mijn vader gevoelens komen nauwelijks boven het vriespunt maar ik neem het over als Roberta in de badkamer moet zijn of wil roken. Dit laatste gebeurt regelmatig, ook in combinatie. Het word een vreemde week. Het weer is slecht, het regent elke dag. Roberta werkt thuis vanwege corona waardoor ik mijzelf terug moet trekken in de slaapkamer die naar oude dozen ruikt. Ik doe mijn best maar het constante gejank en geloop van het mannetje vreet aan me. Ik schrijf wat, kijk The Queens Gambit en doe vooral weinig. De koffie vloeit rijkelijk en de daaropvolgende cakejes zijn talrijk. Op een Dinsdag avond als Roberta om logistieke redenen bij haar ouders slaap kijk ik met een schuin oog Ajax op mijn laptop en tegelijkertijd Aladdin op de enorme TV. Ik kan nog steeds alles meepraten en zingen, een van mijn vele zinloze talenten. ‘Een nieuw begin’ spoel ik terug om het ook in het Engels en Italiaans te beoordelen. Er gaat niks boven de stem van de Nederlandse Aladin. Ik zing mee en laat een traantje, ik mis Julie.

Previous
Previous

14. Beer Belofte

Next
Next

12. Visker Vlees