5. Pour Que Tu M’Aimes Encore
Ik ben nog niet zo lang vrijgezel en woon na een aantal bakfiets verhuizingen in een futuristische blokkendoos onder het spoor van Station Sloterdijk. Op een van de snikhete zomerdagen van 2018 vind ik de enveloppe in mijn futuristische brievenbusje. Ik ben welkom bij Staatsbosbeheer en het wordt de eenheid Noord-Zeeland. Noord-Zeeland klinkt niet direct feestlijk, maar ik ben opgelucht en klaar om Amsterdam na 8 jaar te verlaten.
Het kantoor waar ik op 1 September wordt verwacht ligt in Zonnemaire op Schouwen-Duivenland. Ik zeg de stad nog een keer stevig gedag en fiets de volgende dag met mijn in Amstelveen gestalde fietscaravan in een week naar Zeeland. The Starling weegt dan misschien niet veel, maar is toch een gevaarte van 2 meter lang, 1,10 breed en 1,50 meter hoog, achter de fiets. Het ruimteschip ontwerp, de hagelwitte kanaalplaten, de geplastificeerde natuurtekeningen van M.A. Koekoek, de fiets met 2 bagagedragers: ik ben een opvallende fietspad verschijning. Tijdens het fietsen vind ik de aandacht op die het geeft leuk, ik voel me origineel en ietwat rebels. Na zo’n 20 kilometer vinden mijn katerige benen het wel mooi geweest. Op camping De Amstelkade ontkoppel ik de karabijnhaken die de caravan en fiets bevriend maken. Nog tijdens het uitdraaien van de pootjes wordt ik bedolven onder jonge ouders en kinderen met zes duizend vragen. In mijn kortaf zijn hoop ik duidelijk te maken dat ik in alle rust op mijn Helinox stoeltje wil zitten en niet voor niks op de meest afgelegen plek ben gaan staan. Het werkt maar mondjesmaat.
In de nacht, nadat ik alle aanwezige kinderboerderij dieren heb gezien en een frietje speciaal onhandig maar tevreden uit een rood/wit geblokt frietzakje heb gegeten, kom ik er achter dat The Starling mijn lichaam ongeremd serveert aan de plaatselijke steekmug populatie. Met mijn koplamp op probeer ik de slaap te vatten tussen mep sessies in. Langzaam word ik geschift. Ik probeer het een tijdje op gehoor en sla mezelf op een slecht moment iets te fanatiek half bewusteloos. Grommend ga ik bij mijn voeteneinde op zoek naar het chemische muggenspul die ik 100 jaar geleden in Miami heb gekocht. Zwetend en doordrenkt met DEET moet ik in de categorie nachtelijke aandrang pissen. Vanwege de opening bij de wielkasten, die de muggen als ingang gebruiken, lukt dit perfect zonder uit de caravan te moeten. Ik schuif mijn slaapzak naar beneden en de urine druipt met een prettig geluid langs de spaken. Even ontspan ik en vergeet het dreigende gezoem. De volgende dag is mijn zelfgebouwde oven al vroeg op temperatuur en begin ik maar weer eens met koffie drinken.
Aangekomen in Zeeland blijf ik 2 weken op een camping in de buurt van mijn toekomstige werkplaats. Blowend, slapend, lezend en etend wacht ik op mijn eerste officiële dag als boswachter. Ik ben geplaatst in een oude boomgaard met hoogstam fruitbomen. Er staat een oude perenboom waar een grote bonte specht nestelt. Mevrouw specht heeft graag dat ze ons op dit veldje met rust laten, maar het mag wederom niet baten. In een gebouwtje waar de overige campinggasten koffie drinken staan wat boekjes. Uit verveling lees ik over de geschiedenis van het schaap. Als ik naar buiten loop hoor ik een geluid wat me niet bekent voorkomt, ik zie een flits van een boomvalk die met zijn rode broek jaagt op boerenzwaluwen.
Zeeland maakt niet al te veel indruk op me. Ik zie vooral veel geïndustrialiseerde landbouw en een dorp waar op Zondag alles dicht is. Zelfs de buschauffeurs krijgen tijd om naar de kerk te gaan. Ik, toch een redelijke Jezus look-a-like, kom met mijn lange manen rechtstreeks uit de grote stad gerold en wordt argwanend bekeken. Ik kijk onverschillig terug.
Omdat de meeste collega’s graag 4 keer 9 uur werken om zo een vrije dag over te houden is van half acht tot vijf uur werken de norm. Ik werk 4 dagen maar moet elke Woensdag 200 kilometer op en neer naar school in Velp, waardoor die vlag voor deze jongen niet opgaat. Elke dag om half acht beginnen, ik zie er al dagen tegenop. Ik zit nog in mijn kroeg tijden en slaap zelden voor 02:00 uur. Op mijn eerste dag blijkt al snel dat het eerste half uur wordt volgeluld met oppervlakte praatjes. Ik sta dan meestal maar niet te lang stil bij hoe lekker ik lag en open de plaatselijk krant voor wat oppervlakte praat. Hier gaat het meteen mis. Natuurlijk moet ik me mengen voor de sociale cohesie. Natuurlijk maak je geen goede indruk als je je je meteen afzondert. Het ontbreekt me aan interesse en ik voel me onzeker.
Ik begin op een Dinsdag wat betekend dat ik meteen kan aanschuiven bij het teamoverleg. So far zo good. Niet al te veel moeilijke personen en een knappe en zeer rondborstige ginger waar ik godzijdank niet veel naast hoef te zitten in de auto. De dag is verder vooral gevuld met dingen op de computer regelen en achter werkkleding aanbellen, een heuse Staatsbosbeheer traditie.
Dag twee. Helemaal in het juiste slaapritme zit ik nog niet. Mijn begeleider Lex geeft me een gevoel wat me de komende 2 jaar zou achtervolgen. Een gevoel wat niet alleen hij me geeft, maar wel louter collega’s en dus mensen die ‘boven me staan’. Nu bungel ik onderaan de Staatsbosbeheer voedselketen, dus dat is zo goed als iedereen. Ik word stil, gedraag me bijna nederig, kan mezelf niet zijn en zonder me zoveel mogelijk af. Mezelf zou veel te waus zijn, althans, zo voelt het. Ik zie en voel het bewust gebeuren, durf het ook uit te spreken, maar het verdwijnt niet. Lex is een botte Zeeuw maar ook een prima gozer, zo zou later blijken. Hij heeft geduld met me, ondanks dat hij ook allang doorheeft dat ik niet rechtstreeks van de timmermansschool afkom.
De rit begint chaotisch. Ik probeer enthousiast over te komen terwijl ik er achter kom dat ik mijn hoofd niet weg kan leggen op de hoofdsteun vanwege mijn vastgebonden haar. Sinds mijn haar lang is gaat het vrouwen versieren met de macht twaalf gemakkelijker. Het zijn ook de vrouwen die ik gaaf vind die erop vallen, dus een rigoureus kappersbezoek zit er niet in. Ik begin met mijn nek in een vreemde houding maar meteen met uitleggen waarom ik geen rijbewijs heb. Iets met 5 keer zakken 100 jaar geleden. Het wordt stil ontvangen. We rijden door de geoogste velden waar amper een boom of struik de boeren dwang tot orde, netheid en winstmaximalisatie heeft weten te overleven. Ik zie hazen en vraag me af waar ze slapen. Ik vraag naar wat bekende wegen als Lex plots de radio aanzet. Godverdomme laat het niet waar zijn, denk ik angstvallig. Mijn oren worden doordrenkt met een buitencategorie herrie. Meine gute. Elke dag moet ik met deze gozer meerijden en na mijn verhaal over een gebrek aan een rijbewijs kan ik maar weinig beginnen tegen dit lid van de 538 maffia. Zijn auto, zijn keuze.
Het bleek slechts het begin. Zo’n beetje alle boswachters die ik heb leren kennen zijn lid van de radio 538 maffia. Als muziekliefhebber een gevoelig onderwerp. Mensen die moedwillig voor infantiele achtergrond deuntjes kiezen, ik zal ze nooit begrijpen. Hoe kan ik ooit vrienden worden met iemand die elke dag 15 keer naar hetzelfde David Guetta nummer wil luisteren? Alle personeels auto’s hebben AUX ingangen en/of Bluetooth opties(waar ze de godganse dag mee in de weer zijn om elkaar te bellen). Genoeg opties dus om je eigen telefoon aan te sluiten en precies te luisteren wat jij wilt. Zelfs al wíl je deze nikszeggende meuk luisteren, dan kun je dat doen zonder reclameblokken, zonder domme spelletjes, hysterisch lachende dj’s en 30 keer dezelfde nieuws headlines. Je kunt een nummer wat je al gehoord heb verder spoelen. Je kunt een podcast opzetten als je geen zin hebt in muziek. Je kunt radio 1 aanzetten als je meerdere meningen over iets wilt horen. Je kunt vogelgeluiden opzetten om je kennis bij te spijkeren. Je kunt zelfs, als je het helemaal bont wilt maken, je muziek uitzetten en het landschap in je opnemen.
Natuurlijk moet je een muzieksmaak ontwikkelen. Ik luisterde ook naar kutmuziek vroeger. Die vind ik nu nog steeds leuk omdat je het kent uit een zorgeloze tijd. In mijn afspeellijsten staan ook genoeg Guilty pleasures. Pour Que Tu M’Aimes Encore, dat soort werk. Ik geef de jonge generatie dan ook een vrijbrief. Toch ben ik trots op mijn spotify lijsten Niels Harder en Niels Zachter. Blues en Rock en Roll zijn de laatste jaren de boventoon gaan voeren. Maar er gaat een staat van alles in, zoals het hoort. Er is teveel muziek en ik houd niet van gesprekken over muziek. “Kén je dat niet?! Moet je echt eens luisteren”. Nee, ik ken niet alles en ik moet helemaal niks.
Lex laat me de Staatsbosbeheer gronden van het eiland zien. We rijden door de boswachterij en stoppen bij een kudde Exmoor pony’s. Die zijn wat schuwer dan Shetlandpony’s en zullen dus niet zo snel hun hoofden in kinderwagens steken.
Een aantal maanden later heb ik op een zomerse dag te taak om de kudde te controleren. Ik heb mijn 6de rijbewijspoging verzilverd. Lex zit in overleg op Goeree-Overflakkee en er zijn nogal wat zwangere dames. In de kudde pony’s boedel ik, al zal het waarschijnlijk ook opgaan voor het gereformeerde eiland. De enige hengst met een ogenschijnlijk mooi leven heeft zijn werk goed gedaan. Ik stap over het hek, genietend van de vrijheid van de dag en mijn taak. Ik hoef me even niet tot iemand te verhouden en de zon schijnt. Ik loop het gebied door op zoek naar de kudde. Nog geen 3 minuten later zie ik een hoofdje van een dood veulen uit een Merrie hangen. Kut. Godver. Heb ik weer. Ik bel Lex en als verantwoordelijke voor het vee kapt hij zijn bespreking af en komt er zo snel mogelijk aan. Ook de dierenarts is onderweg. Een half uur later staan we om het beest met 3 auto’s en een trailer. Het is geen prettig gezicht, het doet duidelijk veel pijn. Het veulen is waarschijnlijk gedraaid en moet er nu hoe dan ook uit. De dierenarts smeert zijn handschoenen tot aan zijn ellebogen in het een soort glijmiddel. Met vlieg en kunstwerk komen de voorpoten naar buiten. Hij trek eraan maar er zit amper beweging in. Hoe langer deze situatie zich voordoet hoe groten de kans op ongewenste bacteriën en infecties. We stappen over op een noodgreep. Ik vind dingen niet snel smerig, iets wat me nu van pas komt. Een touw wordt om de pony gemanoeuvreerd en de dierenarts probeert met zijn handen het veulen in de juiste positie te krijgen. Aan mij de taak om aan het touw te trekken. De geur van stront en bloed in combinatie met het lijkje, doe mij toch maar carnaval. Het gaat moeizaam en ik wordt aangespoord met al mijn kracht te trekken terwijl Lex zich als ponsfluisteraar bij het volwassen beest begeeft. Onverwachts val ik naar achteren in het zand. Het is gelukt. Een verdrietig moment wat toch voelt als een opluchting. ‘Graaf maar een gat’, zegt lex en ik ben blij dat ik meteen weer iets kan doen. De dierenarts, een kalende man van 60 die het allemaal niet heel bijzonder vindt praat met Lex over weet ik veel wat. Als een bezeten ben ik aan het graven. Ik denk niet na, ik graaf alleen maar. Wat ben je aan het doen joh? Hoor ik even later achter me… Ik kijk om me heen en zie dat ik een gat gegraven heb waar je 3 Shetland pony’s in kwijt zou kunnen.
Waarom wil je eigenlijk boswachter worden? Vraagt Lex even later op onze eerste dag en ik antwoord diplomatiek dat ik de natuur graag wil bescherm en wil behouden wat er te behouden valt. Lekker buiten zijn en beestjes kijken laat ik nog maar even achterwegen, daar komt hij vanzelf wel achter. We rijden over de vroongronden en komen bij een hek. Als bijrijder heb je eigenlijk maar 1 taak: het hek openen, wachten tot de auto erdoor is, en weer dicht doen. Iets wat meerdere malen per dag moet gebeuren. Lex geeft me een bos met 300 sleutels. Een ongemak wat zich nog honderden keren zal herhalen maakt zich van me meester. Ik draai te hard, te zacht, verkeerde sleutel, ik krijg het slot niet terug geklikt, alles komt voorbij. Je draait te hard. Zegt Lex. Als je een lekker wijf mee naar huis neemt begin je toch ook niet keihard? Ik wil iets zeggen over de situatie waarin zoiets misschien niet eens zo’n slecht idee is maar houd mijn mond. Blij met de mannen onder elkaar opmerking.